Langs de Somme: van bron tot baai

Rob en Elze Klute

In de Noord-Franse streek Picardië volgen we het stroomgebied van de rivier de Somme van de oorsprong tot de uitmonding in zee. Talloze monumenten gedenken gruwelijke veldslagen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar er is meer te ontdekken. 

1.Fonsomme

Een verademing als we na uren autoweg bij Valenciennes de Route Nationale op rijden en de ene boulangerie na de andere passeren. We houden van de sfeer van de Franse dorpjes met een Mairie of een Hôtel de ville of een man met alpinopet in een Renaultje 4. Na de onvermijdelijke rotondes komen we aan in Fonsomme bij de bron, la source de la Somme. Op een houten informatiebord staat te lezen wat we allemaal gaan zien. 

De volgende morgen parkeren we de camper in de nabijgelegen stad Saint-Quentin op de camperplaats tegenover het politiebureau, gevoelensmatig een veilige plek. Omdat we aan een dag niet genoeg hebben om de stad te bekijken, besluiten we er ook maar te overnachten.

Saint-Quentin heet ook de Ville d’art, onder meer vanwege de aldaar geboren en getogen Maurice-Quentin de la Tour. Hij werd beroemd door zijn portretten in pasteltechniek van Lodewijk XV, van diens minnares Madame de Pompadour en van de schrijver Voltaire. Op het grote plein voor het stadhuis staat een kleurrijk beeld van de kunstenaar, het symbool van de stad. Vroeger stond hij afgebeeld op een bankbiljet van 50 francs. Het Musée Antain Lécuyer heeft een unieke collectie van tachtig van zijn pasteltekeningen. 

Het is ook de stad van de art deco, wel drieduizend panden dragen die stijlkenmerken. We nemen een kijkje in en rond het Hôtel de ville met zijn prachtige façade met spitsbogen, puntgevels versierd met ragfijn beeldhouwwerk en glas-in-loodramen. Binnen voert een indrukwekkende dubbele staatsietrap naar boven naar de Salle de mariage met zijn grote houten schouw, afkomstig uit de renaissance. De in de houten balken uitgesneden karikaturen, de donkere plafonds, de lichtgekleurde houten labrisering en vooral de lampen van Tiffany zijn kenmerkend voor de art-decostijl. 

Rillingen 

We rijden Péronne binnen, veertig kilometer verderop. Nu ziet het er vredig uit maar dat was vroeger wel anders. In augustus 1914 bezetten de Duitsers het stadje. Ze maakten er een belangrijk militair steunpunt van tijdens de slag aan de Somme, van 1 juli tot 18 november 1916. We komen van alles te weten over het dagelijkse leven aan en achter het front in het museum Historial de la Grande Guerre. 

We zien de uitrusting van de militairen van de diverse landen, het wapentuig en bij de entree het destijds geheel nieuwe wapen in de strijd, de tank. Rillignen, als we de aantallen gevallenen zien. Zo verloren de Britten op één dag 58 duizend man, onder wie 20 duizend doden. Nauwelijks voor te stellen. 

Hier start ook het Circuit du Souvenir, een route langs de plaatsen waar de slag aan de Somme het hevigst woedde. De route is te herkennen aan de bordjes met de bekende klaproos, de bloem van de Somme en het symbool warmee de Britten de doden herdenken. We wisten niet dat voor de Fransen de blauwe korenbloem het vergelijkbare symbool is. 

Graftombes 

We vervolgen onze weg langs de hooggelegen Belvédère de Vaux waar we een mooi uitzicht hebben over de meanderende Somme. Hier zien we hoe grillig en breed de loop van deze rivier kan zijn. Bij het sluisje van Sailly-Laurette zetten we de camper langs het jaagpad en genieten na de indrukwekkende dag van de stilte. 

In Amiens, de hoofdstad van de streek Picardië, komen we langs de Cimetière de la Madeleine. We hebben gelezen dat Jules Verne hier begraven ligt, die in Amiens heeft gewoond en gewerkt en er in 1905 is overleden. We komen terecht tussen allerlei lugubere vervallen graftombes waar je ‘s nachts bij volle maan niet wilt zijn. We verbazen ons over het beeld op de tombe waar Jules Verne uit zijn eigen graf kruipt en zijn hand naar de hemel uitsteekt. 

Niet ver van het centrum van Amiens ligt camping Des Cygnes. Van hieruit fietsen we over het jaagpad langs de Somme en zien in de verte de imposante kathedraal. Vanzelfsprekend gaan we erheen en kijken even binnen. Het interieur is rijk en enorm hoog. 

Minstens zo leuk en interessant is ons bezoek aan het Théâtre de Marionnettes in de oude wijk Saint-Leu met z’n gekleurde huisjes. Bij de rondleiding krijgen we een kijkje in het magazijn waar honderden staaf- en touwpoppen staan opgesteld. 

Natuurlijk ontbreken onze Jan Klaassen en Katrijn niet, die in Frankrijk Lafleur en Sandrine heten. Een medewerker laat ons zien hoe je een pop met zes draden natuurgetrouw laat bewegen. Een bezoek waard zijn ook de Hortillonnages, eeuwenoude drijvende moestuintjes. Je vaart tussen de eilandjes door in een traditionele puntschuit. 

Beschermd natuurreservaat 

Als we de volgende dag de Somme verder volgen, komen we in het idyllische plaatsje Long. We parkeren de camper direct aan het water bij het Maison Éclusière, sluishuis eigenlijk, met op de achtergrond de prachtige Mairie. Long, met iets meer dan zeshonderd inwoners, is zo’n dorp dat een tocht langs de Somme zo prachtig maakt. Aan de andere kant van de brug ligt een kasteel dat in de achttiende eeuw in de Lodewijk XV-stijl werd gebouwd, waarbij gebruik is gemaakt van roze baksteen en witsteen. 

In Eaucourt-sur-Somme ontdekken we een splinternieuwe camperplaats vlak bij de ruïnes van een middeleeuws kasteel, waar in de zomermaanden archeologische activiteiten voor jong en oud worden georganiseerd. Als we bij een brasserieschip de Somme oversteken schiet net de plaatselijke roeivereniging onder ons door. 

En zo bereiken we langzamerhand de baai waar de Somme eindigt in het Kanaal. Door de wisselende getijden heeft het gebied wel iets weg van onze Waddenzee. De Baie de Somme is uitgeroepen tot beschermd natuurreservaat, ideaal ook voor vogelspotters. 

Aan de baai liggen enkele toeristische badplaatsen zoals Le Crotoy, waar we het gefluit van een stoomtrein horen. We zijn nog net op tijd om deze te zien vertrekken van het ludieke stationnetje richting Saint-Valéry-sur-Somme en Cayeux-sur-Mer. Le Crotoy heeft een aantrekkelijk centrum met een aaneenschakeling van gezellige visrestaurantjes waar we ons laten verwennen. Een groot standbeeld herinnert eraan dat Jeanne d’Arc hier in 1430 gevangen heeft gezeten. 

Langs de kustlijn 

Vanaf onze Aire de camping fietsen we naar een slakkenkwekerij met de prachtige naam l’Escargotière du Marquenterre; de eigenaar ontvangt ons hartelijk. Hij vertelt in het Frans alles over het leven en voortplantingsdrift van de slak, waar we niet alles van begrijpen en dat komt niet alleen omdat hij te snel spreekt. We schieten beiden in de lach als we zien dat langs de bakken met de slakken een stroomdraadje is gespannen om te voorkomen dat ze ervandoor gaan. 

We komen de volgende dag in Cayeux-sur-Mer, beroemd om zijn Chemin de planches, een twee kilometer lang vlonderpad met daarlangs meer dan vierhonderd kleurige houten badcabines. We lopen een stuk langs de kustlijn. Een paar garnalenvissers gaan met hun grote schepnetten de zee in. 

Bij Le Hourdel staat aan het begin van het haventje een oude vuurtoren. Als wij er zijn, is het eb en liggen de meeste bootjes op hun kant, net als de vissen die op het droge naar lucht happen. Vanaf het kiezelstrand zien we op de zandbanken zeehonden. Net buiten het dorp ligt half in het water een scheefgezakte Duitse bunker, een overblijfsel van de Atlantikwall uit de Tweede Wereldoorlog. 

Onze laatste overnachtingsplek vinden we op de Aire de Camping-Car in het middeleeuwse stadje Saint-Valéry-sur-Somme. We wandelen over de Quai Jeanne d’Arc, een schaduwrijke promenade met riante huizen, naar de haven met het stationnetje van de trein die we eerder uit Le Crotoy zagen vertrekken. Heel sfeervol is de oude zeemanswijk met de armoedige vissershuisjes met gehaakte gordijntjes. 

Zo komt er een eind aan een indrukwekkende route langs deze vredige rivier waar het er lang geleden heftig aan toe ging. Op de terugreis belanden we weer op de autoweg. Het voordeel is wel dat we van al die rotondes af zijn.